woensdag 4 december 2013

GPS

Het besluit is genomen: we gaan alle wandelingen die op onze site staan updaten. Dat belooft een heidens werk te worden, maar het lijkt ons noodzakelijk. De bergen zijn de afgelopen vijftien jaar, een tweetal kleine bevingen (tussen de 3 en 4 op de schaal van Richter) daargelaten, grosso modo wel op hun plek gebleven, maar de overige omstandigheden niet.
In de eerste plaats is er door menselijk ingrijpen van alles veranderd. Er zijn oude paden opgeknapt waardoor er wandelingen zijn die er 15 jaar geleden niet waren. Sommige van die paden zijn inmiddels weer terugoverwoekerd, dus zijn ze er toch weer niet.
Maar er zijn ook inspanningen verricht om paden die destijds behoorlijk wat oriëntatievermogen vergden te markeren. En er zijn paden die ooit gemarkeerd zijn, door ons of door een Alpenvereniging, en inmiddels door verwering hun markeringen weer hebben verloren. En wij hebben nog altijd een aantal projecten "in the pipeline", daar moet ook eindelijk eens iets mee.
Verder hebben wij die wandelbeschrijvingen destijds gemaakt als service voor onze klanten. Dus wij dachten dat als er iets verandert, wij dat dan aan hen zouden kunnen uitleggen. Ook dat werkt niet zo. Al heel snel kwamen wij erachter dat ook Nederlanders en Belgen die bijvoorbeeld in Espot bivakkeren gebruik maken van onze site. Daar is niks mis mee, ik vind het zelfs een blijk van waardering, maar het leidt wel tot de overweging dat je een verantwoordelijkheid hebt die verder draagt dan wat goedbedoelde adviezen aan mensen waarmee je rechtstreeks contact hebt en waarbij je op grond van een persoonlijke inschatting mensen nog eens extra kunt waarschuwen, als je dat nodig acht.
Tenslotte, zeker niet het minst zwaarwegende argument, zijn de mensen veranderd. Een advies als "neem altijd regen,- en warme kleding mee als je de bergen intrekt" volstaat niet meer. Mensen willen, naar mijn indruk,  tegenwoordig weten hoe laat het waar en hoeveel gaat regenen. Je kunt daar wel neerbuigend over doen, die neiging heb ik, maar daar is niemand bij gebaat. De klant niet, die wil gewoon weten of zijn quality-time wel tot het uiterste wordt uitgenut ("Ik heb maar 17 dagen vakantie per jaar, daar werk ik het hele jaar voor, dus ik moet er optimaal van genieten.") en ik ook niet, want mijn quasi bijdehante opmerking dat je in plaats van iedere dag drie uur op je Smartphone te surfen om te kijken wat je kunt verwachten in de toekomst -waar dat natuurlijk weer doorgaat, enz.- ook kunt inwisselen voor drie uur van het hier & nu genieten, komt niet aan. En na een paar van zulke opmerkingen denk ik dan: Ok, laat maar zitten, ik hoef mijn punt niet zo nodig weer te scoren.
Dus gaan wij alle wandelingen met GPS-coördinaten labellen, zo mogelijk met een eenvoudig downloadbare app. Ik heb er de ballen verstand van (neem gewoon een regenjas mee als ik de bergen inga) maar dat bestaat vast wel. Wandeling opzoeken, druk op de knop en de hele route zit in je GPS of op je telefoon. Klaar!

Nog één ding: Ook al voorspelt weer-on-line prachtig weer, in de bergen blijven een regenjas en warme kleding onontbeerlijke accessoires, daarover gaan we nooit discussiëren.

Terug naar de website

De knipoog

Op 31 augustus 1997 is mijn vader overleden. De volgende ochtend waren de kranten er vol van. Niet van het feit dat mijn vader was overleden, maar dat Lady Di met haar Harrod's vriendje zich had proberen te ontdoen van de paparazzi. Met de bekende fatale aflooop.
Beetje surrealistisch. MIJN VADER IS DOOD! En terwijl wij koortsachtig in de weer gingen om de begrafenis te organiseren kon je geen radio of tv of krant beroeren of Diane lachte je toe. Gelukkig was er toen nog nauwelijks internet.
Nu was het geen verrassing, de dood van mijn vader. Hij was 71 en ruim twee maanden daarvoor was bij hem longkanker geconstateerd. Uitzaaiingen, last hope(?) chemotherapie. Geen kans.
Wat mij eigenlijk gedurende die maanden van zijn ziekbed het meeste dwars zat was zijn reactie op de ziekte. Niet dat hij zich openlijk verontwaardigd toonde. Op zijn begrafenis citeerde mijn zus daarover een mooie uitspraak: "Ik heb me nooit afgevraagd: Waarom ik? Je kunt net zo goed de vraag stellen: Waarom ik niet?" En dat is ook zo. Dood moeten we allemaal en als je dat moment een beetje vervroegd door je hele leven te roken moet je daarover niet gaan zeuren op het laatste moment. En als je niet hebt gerookt ook niet. Godzijdank hebben we niet alles zelf in de hand.
Mijn vader maakte zich al een paar jaar zorgen over mijn moeder. En ook dat was terecht, want zij begon de eerste verschijnselen van Alzheimer te vertonen. Haar zus had al vanaf 60 & een beetje behoorlijk wat moeite om de windstreken te onderscheiden. Je kunt ook zeggen dat ze zo gek als een deur was. Mijn moeder, die ook haar vader al gedesoriënteerd aan zijn eind had zien komen, was daar weer bang voor. Voor die Alzheimer. En mijn vader voor een partner die ingewisseld zou worden voor een vrouw die hij niet en zij hem niet kende.
Misschien was het wel zijn bezorgheid daarom. Het achterlaten van een vrouw die zichzelf (binnenkort?) niet meer zou kunnen redden. Of zijn schuldgevoel dat hij als ouder, misschien zelfs partner, gefaald had. Drie kinderen op de wereld gezet. Geen van drieën gelovig geworden, zoals hij. Ik denk dat hem dát ook moeite kostte.
In elk geval, hij viel voor mij van zijn voetstuk. Niet dat ik hem nu zo eindeloos adoreerde. Helemaal niet. Maar ik bewonderde wel zijn doorzettingsvermogen, zijn engagement, zijn tot in het absurde doorgevoerde rechtvaardigheidsgevoel. Waarom viel hij dan die eerste maanden van zijn ziekbed voor mij van zijn voetstuk? Ik denk omdat ik had verwacht dat hij de dood zou beschouwen als onderdeel van het leven. Een buurvrouw hier in Spanje zei toen ze mij condoleerde: "Tsja, zo is het leven (es la vida)". Een uitspraak die wij geneigd zijn als paradox te zien, maar het ten diepste juist niet is.
Ik heb niet de pretentie dat ik een recept heb. Toch, op de één of andere manier, verzette mijn vader zich. Hij had nauwelijks meer belangstelling voor zijn jonge kleinkinderen, niet wat wij deden en over zijn ziekte wilde hij het ook nauwelijks hebben. Zijn aandacht richtte zich ineens op de koers van zijn KPN'tjes. Wat hem bij mijn weten nog nooit geïnteresseerd had.

De laatste week kwam er ineens een omslag. Of hij zich had verzoend met het onvermijdelijke, of hij vertrouwen had dat de kinderen zijn vrouw wel zouden opvangen, ik weet het niet en ik hoef het ook niet te weten.

Op de middag van 30 augustus 1997 liep ik zijn kamer uit in het ziekenhuis. Bij de deur draaide ik me nog even om. Op dat moment boog mijn zus zich over hem heen om hem een afscheidskus te geven. Hij zag mij omkijken en stak lichtjes zijn hand op en knipoogde naar me.

Die knipoog is mij genoeg.

Terug naar de website

zaterdag 12 oktober 2013

Hoogtevrees

Najaar 2011

Drie dagen geleden zouden Tim, Suus en ik een top gaan beklimmen. Twee eigenlijk, want Tim was er speciaal voor thuis gebleven (de rest was al afgereisd naar Nederland) en wilde graag de paar dagen die ik vrij voor hem kon/wilde maken optimaal benutten. Het geval wilde dat er in de loop van de middag regen voorspeld was, dus op het laatste moment besloten we de twee geplande toppen te laten schieten en in te ruilen voor één andere. Dichterbij, sneller terug dat was het argument. Een goed argument ook, want aan het eind van de middag, na een hevig onweer bij ons thuis, zag ik dat het gehageld had vanaf ongeveer 2500m. En onze top was nog altijd 2747m. Daar wil je niet op staan met een hevig noodweer.



Dat is het eerste goede nieuws. Tim en Suus zijn ook boven geweest. Ik niet. Waarom? Nou, omdat ik een paar meter onder de top, na een lastige klauterpassage (wij kwamen vlak daarvoor drie mensen tegen die hun klimgordels gingen uittrekken op het punt waar wij even pauzeerden voor onze “topaanval”) ineens doodsbang werd. Hoogtevrees. Nooit eerder serieus last van gehad. Nooit meer dan “oeps” hier kun je beter niet verder lopen. En nu ineens: paniek. Hoe kom ik straks weer terug langs dat enge randje boven die afgrond van minstens 200m? Spieren verkrampen, waanbeelden over “dan maar springen” of “val ik hier niet af waar ik nu zit”. Lastig. Gelukkig, en dat was het tweede goede nieuws, kon ik meteen bij het begin van de angstaanval tegen de kinderen zeggen: “Ik ben bang, ik stop.” En op hun vraag of zij wel verder mochten –het was immers een stukje van niks wat ook nog makkelijker leek te zijn dan de voorgaande twintig minuten- kon ik vrij ontspannen antwoorden: “Ja hoor, als jullie maar voorzichtig zijn.”
Dan zit je daar. Onder je die passage waarvan je geen flauw idee hebt hoe je daar langs moet
(112 bellen, helikopter vragen? Was een paar dagen daarvoor nog gebeurd had ik toevallig in de krant gelezen. Op dezelfde top ook nog, meende ik mij te herinneren. Wachten tot er andere mensen boven komen die wel touwen bij zich hebben? Toch maar springen?)
Boven je twee van onze kinderen waarvan je toch wel graag wilt dat ze heelhuids beneden komen. Wel stoer om hen niet lastig te vallen met je eigen angst, maar daar in je eentje zitten wachten is niet bevorderlijk voor de gemoedsrust. Toch maar doorgaan dan en het rustgevende gevoel verkrijgen dat ze beiden gezond, wel en vrolijk op de top zitten. Schreeuwen: “Kom terug!” en horen ze je dan wel, want hoe ver is het eigenlijk nog?

Wat is wijsheid? Het boekje: “Hoe te handelen bij een aanval van hoogtevrees voor dummies?” had ik in ieder geval niet bij me, dus teruggeworpen op mijzelf. Ineens –één minuut, vijf minuten, een kwartier later?-  kwam de klimmer die tegelijk met ons aan het laatste stuk begonnen was voorbij. Via een andere passage, en dat is misschien wel mijn redding geweest, al besefte ik dat toen nog niet. Hij zei: “Je hebt twee erg stoere kinderen!”en vervolgde zuchtend en kreunend zijn weg. Op mijn plaats blijven zitten maakte mij bepaald niet rustiger. Verzitten ook niet. Ogen dicht en proberen te ontspannen, ook dat leverde weinig op. Dus ben ik maar op de paar meter die ik kon overzien en me binnen mijn mogelijkheden van dat moment toeschenen heen en weer gaan klauteren. Twee meter op, twee meter af. Geen idee hoe lang ik dat gedaan heb, maar ik kan me voorstellen dat het vanuit de hemel gezien een koddig gezicht moet zijn geweest: “Wat wil die man?” Na een poosje kon ik weer vrij rustig gaan zitten. En nog een tijdje later hoorde ik de stemmen van de kinderen, leek het. Het was ook zo. Beetje babbelen over hoe de top was (leuk!) en naar beneden. De sleutelpassage vermijdend (via de route van de man die na ons kwam) ben ik naar beneden gegaan.

Rest de vraag: “Heb ik nu voor de rest van mijn leven hoogtevrees of was dit een éénmalige oprisping.” We gaan het zien, maar voortaan neem ik wel touw en gordel mee bij passages die als zodanig beschreven worden.

Terug naar de website

Het eeuwige leven (Rabarber 3)

Voorjaar 2012

Ik ben een bible-belt-baby. Niet iedereen weet het, maar Benthuizen, waar het gebeurde, maakt deel uit van een klein biblebeltje in Zuid-Holland. Op zich is dat niet zo erg. Je merkt het haast niet aan me - meen ik. En het heeft ook zijn leuke kanten.

Toen Suus tweeëneneenhalf was, werd mijn vader ziek en gingen wij terug naar Nederland. Suus speelde vaak met het buurmeisje van mijn ouders waar wij logeerden. Op een zondagochtend kwam dit buurmeisje met de rest van de familie langs het huis van mijn ouders ge-schre-den. Anders kan ik het niet omschrijven, die lichamen zijn op zondagochtend ineens van een andere, minder plastische, consistentie.

Desondanks herkende Suus haar vriendinnetje. “Ze heeft een raar hoedje op!” gilde ze enthousiast. Rende naar de voordeur en sprintte richting haar vriendin. Inhalen is natuurlijk een koud kunstje met zo’n tegenstandster en in geen tijd had Suus het hoedje van het meisje afgepakt. Wat nu? Haar vriendin mocht natuurlijk niet spelen op zondag op weg naar de kerk! Dus niks achter Suus aanrennen om haar hoedje terug te krijgen. Bedremmeld keek zij naar haar ouders. En Suus keek volkomen uit het veld geslagen naar háár en naar ons? Dat bedoel ik. Deze scene had zich in een ander deel van het land niet op dergelijke wijze kunnen voltrekken. Leuk!
Ik kwam op deze herinnering omdat ik belangrijk nieuws heb te melden. Reden waarom ik dit stukje de titel heb gegeven die het heeft. Als BBB heb je nét ff meer affiniteit met zo’n begrip als “Het eeuwige leven”, denk ik.

Voordat ik ga onthullen over welk eeuwig leven ik het heb nog een korte overweging. Hoewel ik altijd vergoeilijkend zeg: “Dat mijn ouders niet van de echte zwarte kousen waren en later in hun leven zelfs overgestapt zijn naar een echte niet-zwarte-kousen-kerk”, heb ik als kind toch heel wat uurtjes in zo’n naargeestig kerkgebouw doorgebracht.
De voornaamste reden dat mijn ziel niet openstond voor de van de kansel verkondigde boodschap was nu juist dit. “Van eeuwigheid tot eeuwigheid den HEERE loven met psalmen”, dat was de dagvulling in de Hemel waar ik als dank voor goede diensten én niet te vergeten de Barmhartigheid van den HEERE die voor ons aan het Kruis gestorven was een kansje op-zou-kunnen-maken. En als kind fantaserend over mijn voorland, zittend in dat kerkgebouw met al die uitgestreken gezichten, Psalmen zingend in de oude berijming, op heele nooten op muziek gezet opdat het vooral niet leuk zou klinken, besloot ik dat ik dan toch maar moest Neederdalen ter Helle! Erger dan tot in der eeuwigheid in die kerk zitten, nee, daar kon ik mij echt niks bij voorstellen. Zo godvergeten saai!
Dus het eeuwige leven in de orthodox Christelijke betekenis van het woord zal ík hoogstwaarschijnlijk niet beërven. (Je krijgt het niet zomaar in die kringen, je beërft het).

Maar de RABARBER wel!

DE RABARBER waaraan ik al twee keer eerder een stukje wijdde in de loop van het vorige jaar, die RABARBER die ik als aandenken uit de tuin van mijn ouders heb gehaald, heeft het OVERLEEFD.

¡HOSANNAH!

Ik meen het. Gisteren liep ik enigszins plichtmatig (met zo’n zondagochtend-walk) langs de plekken waar ik vorige herfst de wortelstokken had ingegraven en waar ik toentertijd met goede wil & rijke fantasie levende knoppen in wilde herkennen. Gaten gevuld met zelfgemaakte compost, en God zegen de greep, dat was het overheersende gevoel.

Franka zei, met wellicht meer gevoel voor realiteitszin dan ik, dat het misschien wel onmogelijk is om rabarber dood te krijgen. Dus dan zou de plant van zichzelf het eeuwige leven beërven? Dat geloof ik dan weer niet. Het is toch mijn inzet die een beloning heeft gekregen om zo niet het eeuwige, dan toch een langer leven voor mijn planten te bewerkstelligen.

Terug naar de website

vrijdag 11 oktober 2013

Rabarber 2 (en slot?)

De langste dag komt eraan. 
Voor mij betekent dit onder meer dat de rabarber, die kennis heb ik uit de boekjes, niet meer getrokken mag worden. Vanaf de langste dag laat men de rabarber met rust opdat deze de energie in het wortelgestel kan opslaan om volgend jaar weer stelen te kunnen geven.
De plant waarover ik een tijdje geleden schreef, die van mijn ouders en nog andere zoete herinneringen,  kwam het voorjaar redelijk door. Een beetje minnetjes, een blad of acht, maar alive. Een paar dagen geleden oogstte iemand vijf van de acht bladeren. Er waren er nog drie over,  en ik dacht: “Gevaarlijk, maar gelukkig heeft degene die het oogsten deed in ieder geval nog genoeg overgelaten om mijn verjongingsplan kans van slagen te doen hebben.”
Tot vandaag. Er stond ineens rabarber op tafel. Vermoedelijk, ik krijg niet alles mee, omdat een Canadese vriendin van ons op bezoek is die erg van rabarber houdt. Vorig jaar groef ik voor haar een plant uit die inmiddels is overleden door overdadig oogsten. Zij wist het niet, van die langste dag. Nu wel, en ze beloofde mij een maand geleden toen ik een nieuwe voor haar meenam dit jaar niet te oogsten. Maar dat was een plant van de zaaifamilie. Heb ik verder niks mee. Alleen geen zin om elk jaar een half uur te graven om haar een nieuwe te leveren.
Aan de kleur van het gerecht meende ik de herkomst te zien. Ren zonder iets te zeggen van tafel naar de plek waar de plant staat.
Stond.
Weg. Geen blad meer te zien. Kwaad was ik. Mijn plant! Mijn goede voornemens om de verontachtzaamde erfenis van mijn ouders nieuw leven in blazen: verdampt?
We zijn nu een uurtje verder. De boosheid is grotendeels gezakt, maar nog niet helemaal weg. Ik moet een beetje om mezelf lachen, dat ik me er zo druk over maak. Aan de andere kant wringt nog de verontwaardiging. Waarom niet even met mij overlegd? Wie verzorgt immers al die planten hier?
En we zijn weer een aantal maanden verder. Ik kan nu melden dat nadien de plant nog twee miezerige blaadjes heeft voortgebracht. Ondanks begieten en beplassen (goed voor de stikstof!) in de zomer toch geleidelijk aan verdroogt. Het staat toch een beetje raar als ik op twee meter afstand van een kamperend gezien sta te urineren, vind ik.
Het is nu de tijd om de wortels op te graven, te scheuren en opnieuw te planten in weelderig bemeste plantgaten. Durf ik niet zo goed, of ben ik eigenlijk een lui beest? 

Volgend voorjaar hoort u het.


Terug naar de website

Rabarber

Voorjaar 2011

Ik zal niet snel zeggen dat ik “groene vingers” heb. Toch heb ik wel iets met tuinen & plantjes. Eerst en vooral omdat het een tijdverdrijf is dat je noodgedwongen naar buiten brengt. De meeste activiteiten kun je bovendien uitvoeren, ik hoop dat ik niemand beledig, ik zal niet zeggen met het verstand op nul, maar zonder dat het een héél grote geestelijke inspanning van je vraagt. 
Er zijn ook mensen die beweren dat het wroeten in de aarde ontspannend werkt omdat het je verbindt met de oorsprong, de aardstralen of weet ik veel. Dat lijkt me kletskoek van flow-zoekers, bezig zijn met je handen terwijl je geest de vrije loop krijgt & neemt lijkt me meer dan voldoende verklaring, maar dit terzijde.
Een andere (eigen)aardigheid is dat het je met het leven verbindt. Zonder nu zelf als vaag te worden bestempeld: ik geef twee voorbeelden. Op mijn 13e kreeg ik van Sinterklaas, maar eigenlijk van mijn oma, mijn eerste kamerplant voor mijn niet lang daarvoor verworven eigen kamer. Een nietig exemplaar van de asperagus asperagus. Voor de niet-ingewijden en iets jongeren: een groene plant met sprieten waaraan kleine, dunne, ongeveer 2cm lange blaadjes zitten. Erg populair in de de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Mijn niet aflatende zorg en liefde, en vermoedelijk een portie genetische aanleg, zorgden in geen tijd voor een flinke bos fris groen op mijn kamertje. Want frisgroen kun je ze wel noemen, de sierasperges.
Verhuizing na verhuizing, jeugdliefde na eugdliefde, de asperge ging mee.  In mijn studententijd was de plant lange tijd vergezeld van een hele groene familie. Later bleef zij als enige over. Mij af en toe herinnerend aan mijn al jaren overleden grootmoeder. Zoals in honderd jaar eenzaamheid de grootmoeder langzamerhand weer de vorm aanneemt van de ongeboren vrucht die zij eens was, namen de afmetingen van mijn plant ook weer bijna de vorm aan die zij eens had toen ik haar kreeg. Op mijn 31e is de herinnering aan mijn oma op ruwe wijze, buiten mijn macht, medeweten en goedkeuring, geaborteerd. Dat is weer een ander verhaal.
Nadat mijn ouders waren overleden heb ik een rabarber-plant uit hun tuin gehaald. Rabarber als levende herinnering. Bovendien was het de enige groente, naast appelmoes, die ik als kind lustte. In beide gevallen zal het aan de suiker hebben gelegen. 
Ik heb ook een keer een pak rabarber-zaadjes gekocht waarmee ons hele terrein is overgroeid. Maar deze ene, je voelt hem al een tijdje aankomen, neemt een aparte plaats in.De afgelopen maand schoten overal de rabarberplanten de grond uit. Op de bezonde plekken iets eerder, in de schaduw wat later. Overal waar ik rabarber weet te staan kwamen de knoppen de grond uit die zich in een paar dagen tot aardige bladeren ontwikkelden. 
Overal? Nee, niet overal. Rabarber is óók een wortel-vermeerderaar, dus er kwamen planten op op plaatsen die ik helemaal niet verwachtte. De plant uit de tuin van mijn ouders echter, die zag ik maar niet.
Tot vanmiddag! Het eerste blad heeft zicht ontvouwd. Blij was ik en vervuld van goede voornemens: goed bemesten dit jaar, in het najaar scheuren en vermeerderen enz. Alsof je volgende week stopt met roken. We zullen zien, maar leuk is het wel!


Terug naar de website

Gastarbeid

Voorjaar 2007:

De afgelopen winter hobbelde er steeds een wat onduidelijke man over de weg naar ons dorp heen en weer. Al naar gelang zijn en onze voorkeur van stijgen of dalen overeenkwamen namen we hem wel eens mee. Hij deed wat onduidelijks bij de bouw van twee nieuwe huizen in ons dorp. Naar het zich liet aanzien was hij een soort dagloner die de weg naar omhoog insloeg om zijn geluk te beproeven. Als je hem zag, en dat was vaak, stond hij meestal buiten bij het vuur handen en lijf te verwarmen. Werken zag je hem eigenlijk nooit.
Op zeker moment kwam ik hem tegen in de bar beneden. Naar zeggen was hij stucadoor van professie, hetgeen een plausibele verklaring vormde voor zijn schijnbare inactiviteit: stucadoors werken meestal binnen. Aangezien ik werk genoeg heb, en bovendien niet erg bedreven als stucadoor, was de deal snel gemaakt. Hij zou na voltooiing van zijn werkzaamheden aan het werk gaan bij de verbouwing van het huis van mijn broer en neef. Om de kosten van pensions uit te sparen wilde hij wel slapen in het in aanbouw zijnde huis, waartegen ik geen bezwaar maakte.
Op zekere dag werd ik gebeld -hij heeft zelf geen telefoon- door zijn vorige opdrachtgever of ik Jaime’s spullen op kan komen halen. Blijkt bij aankomst, ’s avonds om negen uur, dat Jaime uit voorzorg zijn pension alvast heeft opgezegd. Of was aangezegd, want de grote intocht van de paasweek begon net die dag.
Tja, en wat doe je dan als politiek correcte burger met een alleenstaande, half-marokkaanse, op straat staande pensionbewoner in het hartstikke donker als er nog totaal geen sprake is van wat voor bed dan ook in een donker koud huis op twee kilometer slecht begaanbaar gaans? Je geeft hem een bed.Drie nachten verder -hij had ook nog een klusje in een ander project van me in ons eigen dorp- wist ik hem het huis uit te werken onder het mom dat wij gasten kregen. Hetgeen overigens ook zo was, maar qua ruimte had het nog wel gekund, zal ik maar zeggen.
Ongeveer één keer per twee dagen rijdt hij nu mee naar beneden om boodschappen te doen. Om er zeker van te zijn dat hij niet ’s avonds laat voor onze deur staat met een zielig verhaal over de lange weg naar boven die hij nog te gaan heeft, breng ik hem daarna met de auto door omhoog.
De kinderen, wat minder politiek correct dan ik, zitten letterlijk met dichtgeknepen neuzen in de auto als zo’n ritje toevallig samenvalt met het halen of brengen van hen. Hij stinkt ook echt verschrikkelijk. In plaats van zich te wassen verfrist hij zich met het goedkoopste reukwater dat er bestaat. Hetgeen een geurmelange geeft van het soort dat je niet verzint.
Maar mijn politiek correcte ik twijfelt toch om hem een douche aan te bieden in ons huis. Want hoe krijg ik hem dan weer terug in zijn caravan die op de binnenplaats van het in aanbouw zijnde huis staat?

Terug naar de website

maandag 7 oktober 2013

Beroemd bezoek

Voorjaar 2011



Zaterdag gingen onze drie kinderen skiën, in haar geval snowboarden, en dat doen ze tegenwoordig zonder ouderlijke begeleiding. Snowboarden kunnen Franka en ik al helemaal niet en volgens de jongens is het zinloos om met hen mee te gaan, want zij gaan te hard. Denken ze, en ik ga niet proberen hen te laten inzien dat zij zich mogelijk vergissen, dat lijkt me beter voor mijn gezondheid. 
Tot vorig jaar zaten zij gedrieën op de club en ook dat ging zonder ouderlijke interventie, mét skileraar, dus. Dus was ik tijdens het wegbrengen aan een eindeloos exposé bezig over de voorrangsregels op de piste (volgens Suus vlogen de jongens als onverantwoordelijke gekken naar beneden) want het zou druk worden die dag.
U raadt de afloop waarschijnlijk al. Druk werd het inderdaad. Op zeker moment werd ik gebeld door Suus, of ik haar wilde komen ophalen, want gevallen. De toedracht had iets te maken met een onverwachte opeenhoping van vele matige skiërs en een te heftige poging snelheid te verminderen én tegelijkertijd iemand te ontwijken.
Ik zeg natuurlijk niet dat mijn avant-ski-uitleg daarvoor juist was bedoeld. Dan zou ik zo’n ouder lijken die zegt: “Ik had je toch gewáárschuwd!!!!”En wij ouders van tegenwoordig willen van alles, maar  geassocieerd worden met een overspannen en –bezorgde (schoon)moeder dan weer niet.
Ik zal de rest van het verhaal korter houden dan dat het in werkelijkheid duurde. 
De foto, inmiddels bovenstaand, werd vier dagen na het gebeurde genomen in het kinderziekenhuis  in Barcelona. En hoewel de afstand tot Barcelona ruim 250 voor de helft bochtige kilometers bedraagt, die met een gebroken en uit de komme arm niet prettig aanvoelen, heeft toch ook dit nadeel weer zijn voordeel.

De échte Barcelonese koning Melchior (van de Driekoningen), zijn échte hulp en een hele stoet andere lokale Catalaanse grootheden verdrongen zich rond haar bed en dat van vele andere zieke kindertjes.

Kijk maar eens naar de blik van Tim (rechts) die was al die fotosessies al lang zat. De FC Barcelona speler Rafaël Marquez mag dus blíj zijn dat hem de eer wordt gegund samen met Suus te worden gepubliceerd.

Terug naar de website

vrijdag 4 oktober 2013

Moerbeien & wielewalen

Midden voor ons huis staat een moerbeiboom, een zwarte. Dat is leuk & vooral
ontzettend lekker. Ze smaken zoet en ook een beetje zurig waardoor ze heerlijk
fris zijn. Persoonlijk klassificeer ik ze als de lekkerste vruchten die ik ken.
Franka maakt er een Goddelijke saus van die in combinatie met citroenmousse een
all-time-classic op ons menu is.

De boom is in elk geval zo oud dat onze vorig jaar op 84 jarige leeftijd

overleden buurvrouw een uit haar kindertijd daterend litteken op haar scheen
had, veroorzaakt door een te gulzige greep naar de vruchtjes. De daarop volgende
val deed de rest. Les: de takken van moerbeibomen zijn niet geschikt om in te
klimmen. Ze breken.

Misschien telt de boom zelfs honderden jaren, want een aantal in omvang

vergelijkbare bomen staat hier niet ver vandaan bij een al 300 jaar verlaten
klooster. Mooi fresco is er ook nog te bekijken. Les: monniken houden van
moerbeien.

Hoe het verder zij, ook allerlei vogels mogen zich graag vergrijpen aan de

moerbeien, waardoor de boom soms op een volière van KBV’tjes (Kleine Bruine
Vogeltjes) lijkt. Niet alleen KBV’tjes, ook wielewalen weten er wel raad mee.



Maar wielewalen zijn volgens alle boekjes schuwe vogels. In de afgelopen
vijftien jaar had ik een keer of drie ’s ochtends tussen zes en zeven uur een
wielewaal in de boom gezien. En dat is niet zo vaak als je bedenkt dat ik in de
zomer rond die tijd elke ochtend mijn koffie & sigaret consumeer op drie meter
afstand van de boom. 

Zodra ik de geringste beweging maakte, was de wielewaal
weg. Mooie vogels, knalgeel met zwart en een rode snavel. Ze zijn zo’n voorbeeld
van een kennelijke evolutionaire abberatie en daardoor met bijeneters en
ijsvogels de kleurrijkste vogeltjes die je in West-Europa kunt zien. Die
kleurstelling zou een verklaring voor hun schuwheid kunnen zijn.
Als ik ’s ochtends echter moet kiezen tussen een wielewaal bekijken en een slok
koffie of een trekje aan mijn sigaret, weet ik het wel. Die geringste beweging
werd dus altijd snel gemaakt.

Tot deze zomer. Ik rook nog steeds (weer) en over mijn koffieverslaving valt

ook niets nieuws te melden. Over die wielewalen des te meer. Na een schuchtere
start begin juli zijn ze nu helemaal los. Dagelijks, ’s ochtends én aan het eind
van de middag strijken er vier wielewalen neer in de moerbei om daar een
kwartiertje luid tetterend rond te hippen.

De vraag dringt zich derhalve op: Wat is er aan de hand met de wielewaal? Een

nieuwe evolutionaire ontwikkeling? Voedselschaarste waardoor de moerbeien hun
laatste toevlucht zijn? Wie zal het zeggen. Leuk is het wel, zolang ze een paar
vruchten laten hangen voor de toetjes van onze gasten natuurlijk.


Terug naar de website